• Lichaam
  • Training

Rusten roest? Of toch niet?

boy in bed

Hoe snel verslechtert je conditie wanneer je een periode inactief bent? Veel mensen in de onmiddellijke omgeving van een renner zullen hun eigen bevindingen hieromtrent hebben, maar wat zijn nu eigenlijke de feiten? Door training doen er zich verschillende veranderingen voor in het lichaam van een atleet. In de eerste plaats wordt je VO2 max en je vermogen om gedurende verschillende uren op een hoog niveau te fietsen verbeterd. Wanneer je je training drastisch verminderd, al dan niet genoodzaakt door een blessure, dan past het lichaam zich opnieuw aan. De wijzigingen veroorzaakt door training keren zich om, maar wel aan verschillende snelheden. Veranderingen in de spierenzymen kunnen zich binnen de twaalf uur voordoen. Het hartslagvolume, de hoeveelheid bloed dat per hartslag wordt doorgestuurd, verandert binnen de 3 tot 8 weken. Structurele veranderingen in de spieren daarentegen blijven ongewijzigd gedurende maanden. Wanneer een atleet ‘onttraind’ is, dit wil zeggen dat alle veranderingen die ontstaan zijn door training teniet zijn gedaan, kan het maanden tot jaren duren vooraleer de atleet zijn oorspronkelijke niveau terug bereikt. Wanneer de structurele veranderingen in je spieren na training niet verdwenen zijn door de break, dan komt de renner veel sneller op zijn oorspronkelijk niveau terug. Wanneer je volledig stopt met trainen dan daalt je VO2 max slechts met 7% na de eerste 3 fietsloze weken en 16% na twee maanden. Je duurvermogen daarentegen (= de mogelijkheid om een lange periode aan je VO2 max te rijden) verslechtert veel sneller. Wanneer een renner een break moet nemen van drie weken door een blessure, kan hij toch een bepaald niveau blijven behouden. Alles hangt af of de renner al dan niet aan een rustig tempo kan blijven doortrainen. Zo werd een studie uitgevoerd op renners die hun trainingsarbeid met 50% verminderden. Een groep trainde 3 dagen per week gedurende drie weken aan gemiddeld 68% van hun VO2 max terwijl de andere groep 3 keer per week gedurende drie weken trainde aan gemiddeld 83% van hun VO2 max met regelmatige intervalblokken van 10” aan overslagpols. Na drie weken bleek dat beide groepen dezelfde conditie behielden. Dit bewijst dat wanneer een atleet rustig kan blijven trainen gedurende drie weken er een minimaal risico bestaat op conditieverlies. Een korte rustperiode na een vermoeiend seizoen is echter aangewezen. Zeker omdat er nadien genoeg tijd is om de conditie terug op te bouwen. Niet alleen de VO2 max en het duurvermogen spelen een belangrijke rol voor het leveren van goede prestaties. Ook de mentale gezondheid, de goesting om te fietsen, is minstens zo belangrijk. Bovendien moet een renner ook tijdens het wielerseizoen periodes inlassen van maximaal twee weken waarin hij zijn training met 50% vermindert en slechts een drietal keer per week traint. Uit een studie is immers gebleken dat renners na een tweetal weken verminderde training 6% beter presteerden in een 100km tijdrit

  • Training

Bergop rijden

bergop fietsenFietsen en koersen op hellingen is niet alleen een aangeboren talent, maar ook een fietstechniek apart. Een toestel dat de kracht bepaalt zoals een SRM-systeem is hierbij een heel nuttig hulpmiddel. Wanneer je met zo’n SRM-systeem ‘gewoon’ fietst op een klimparcours zonder specifiek te trainen dan merk je snel hoe wij van nature een helling op fietsen. Van nature trachten wij om dezelfde comfortabele cadans te behouden. Op het SRM-systeem merk je dan dat je in het begin van de klim een steile powerstoot (uitgedrukt in wattage) veroorzaakt. Op het einde van de beklimming gebeurt het tegenovergestelde wanneer wij minder kracht gebruiken en onze cadans verminderen. Wanneer je een helling op fietst probeer je automatisch je beensnelheid te behouden. Fiets je op het vlakke aan 100 omwentelingen per minuut dan probeer je dit ook automatisch te doen bij de aanvangskilometer van de beklimming. Wanneer je dit doet, gebruik je natuurlijk ook veel meer kracht, zelfs wanneer je een kleinere versnelling gebruikt. Het spreekt voor zich dat je dat niet vol kan houden wanneer de beklimming langer duurt. Dit is ook de reden waarom sterke sprinters korte hellingen tot 4 kilometer nog met de groep kunnen overleven. Zij zijn zo sterk dat ze hun krachten gebruiken om de hellingsgraad te overwinnen. Wanneer de klim nog langer is, wordt het voor de renners die puur op kracht rijden natuurlijk al een stuk moeilijker om te volgen. Vanaf een bepaald moment gaat een renner automatisch de beensnelheid verminderen en wordt er minder op de pure macht gefietst. Je zal nog altijd meer kracht (wattage) nodig hebben dan op het vlakke, maar dee kracht die je gebruikt is opmerkelijk minder dan bij het eerste gedeelte van de beklimming. Bovendien begint je hartslag ook behoorlijk op te lopen. De hartslag loopt altijd 90 seconden achter op de inspanning. Dit wil zeggen dat een stijging van de intensiteit niet onmiddellijk gevolgd wordt door een stijging van de hartslag. Hierdoor stijgt je hartslag op training op een helling vaak sneller dan je eigenlijk wilde, omdat de hartslag pas later het eerste gedeelte van de helling weergeeft waar je veel kracht gebruikte. Deze verhoging van de hartslag is voor de renner vaak het signaal om de intensiteit te verminderen. Wanneer een bergrit wordt uitgezonden op TV merk je zeer goed dat wanneer er aangevallen wordt bij de start van een helling er nog eventjes kan aangeklampt worden door de renners, maar dat ze toch ineens redelijk snel worden gelost. Andersom moet je er ook bij stilstaan dat je lichaam ook op de top dezelfde cadans automatisch tracht te behouden. Wanneer de helling op het einde niet meer zo steil is, maar doorgaat in een lang stuk vals vlak en je behoudt dezelfde versnelling dan zal je krachtoutput ook zeer sterk dalen omdat je niet automatisch op een hogere beensnelheid gaat rijden. Zelfs wanneer je op een zwaardere versnelling gaat fietsen, heeft je lichaam niet de neiging om sneller te gaan fietsen. Dit is natuurlijk puur theoretisch, want in een wedstrijdsituatie zal er altijd stevig worden doorgetrokken op het einde van de helling en moet je ‘gewoon’ volgen.

  • Training

Krachttraining op de fiets

Wanneer een renner sterker wordt na krachttraining op de fiets zal hij een grotere afstand kunnen afleggen en grotere versnellingen kunnen duwen waardoor hij automatisch sneller zal gaan fietsen. Met kracht wordt de kracht bedoeld die een renner op zijn pedalen kan uitoefenen. Door meer kracht te ontwikkelen wordt een renner sterker. Door sterker te zijn kan een renner aan dezelfde hartslag een hogere snelheid ontwikkelen. Aan 100 omwentelingen per minuut zal hij op zijn overslagpols een 53×17 kunnen duwen en na specifieke krachttrainingen zal dat bijvoorbeeld een 53×16 zijn. Het idee achter krachttraining is niet alleen de kracht van één spiervezel te verhogen, maar ook meer spiervezels aan te zetten om te werken. Krachttraining op de fiets past hetzelfde principe toe die bodybuilders ook toepassen. De beste manier om een maximale samentrekking van zoveel mogelijk spiervezels te verwezenlijken gedurende een langere periode is een zware versnelling duwen aan een laag toerental (50 à 60 o.p.m.). Rijd bijvoorbeeld 6 tot 10 keer een (gesimuleerde) helling op van 8% op een 53×14. Ook Lance Armstrong gebruikte – naast EPO – ook zware krachttraining op de fiets in zijn voorbereiding op de Tour. Zo fietste hij geregeld 3 keer na elkaar een col op van 30 minuten op een zo groot mogelijke versnelling. Telkens bleef hij in zijn zadel zitten gedurende de ganse klim. Wanneer je niet in een heuvelachtige omgeving woont en niet over een ergometer beschikt zijn er ook andere mogelijkheden om eenzelfde soort trainingen uit te voeren. Op een grote versnelling tegen de wind in fietsen bijvoorbeeld!

Krachttraining op de fiets is een zeer specifieke en noodzakelijke training in de voorbereiding op een nieuw seizoen en tijdens het seizoen.

Toch zijn er enkele bedenkingen:

1. Vermijd krachttrainingen wanneer je een knieprobleem of één of ander peesprobleem hebt.

2. Als je op een helling of op het vlakke een krachttraining doet, is het van belang dat je in de ideale positie blijft fietsen en de natuurlijkste pedaalslag ontwikkelt zodat je puur je beenspieren traint. Extreem aan je stuur trekken heeft geen zin. Je armen, rug, buik, … moeten zo rustig mogelijk blijven bewegen zoals je dat normaal doet wanneer je een extensieve duurtraining afhaspelt.

3. Fiets op een hoog toerentale (100-110 o.p.m.) tijdens de herstelfases! Je moet voorkomen dat meer kracht je beensnelheid afbot!

De vermeerderde kracht maakt een renner niet alleen sterker, maar ook economischer. Aan een gegeven snelheid zal hij immers minder energie verbruiken omdat hij op een lager percentage van zijn maximale kracht fietst. Hij fietst met andere woorden aan een lagere hartslag dan voorheen bij eenzelfde snelheid.

 

  • Training

Pieken iets voor jou?

Naar één bepaalde wedstrijd ‘pieken’ is niet vanzelfsprekend. Eigenlijk moet je zeggen dat een renner ‘piekt’ naar een wedstrijdperiode. Wanneer je junior of belofte bent volgen de belangrijke wedstrijden zich in een razendsnel tempo op. Het is logisch dat je niet in topvorm kan zijn van 1 maart tot 15 oktober, maar voor een jong renner is het vooral belangrijk om regelmatig te kunnen presteren op een constant niveau. ‘Pieken’ houdt een groot risico in. Wat als je ziek bent in die belangrijke periode? Kan je als jong renner de druk wel aan van moeten presteren? Beter een jaar constant fietsen met af en toe een uitschieter, dan één knaloverwinning waar vraagtekens bij geplaatst worden omdat je voor de rest van het seizoen weinig presteert! Profrenners worden wel betaald om in ‘hun’ wedstrijden top te zijn. Als het nu gaat om de periode van de Ronde van Vlaanderen of de Tour, de renner die die wedstrijdperiodes tot zijn doel maakt, kan maar maken dat hij daar in vorm is. Zijn contract met dito loon hangt er immers voor een groot stuk van af. Voor elke renner is het van belang om in de aanloopperiode naar het wedstrijdseizoen toe een grote basisconditie te bekomen. Dit doen ze door naast de krachttrainingen vooral rustig veel kilometers af te haspelen. Naarmate het seizoen vordert, stijgt de intensiteit van de training. Een renner waarvan de belangrijkste doelen in het seizoensbegin liggen, zal sneller intensief trainen dan een ronderenner wiens doelen verderop in het seizoen zijn. Eén ding staat voor elke renner echter vast: wanneer je te snel voor of tijdens het wedstrijdseizoen zeer intensief op weerstand traint, zal je conditie langzaamaan verslechteren wanneer het seizoen vordert. Te snel intensief trainen en koersen maakt een renner fysiek en mentaal oververmoeid met overtraining tot gevolg. Intensieve training moet stilaan worden opgebouwd. Van extensieve duurtrainingen over intensieve duurtrainingen naar weerstandstrainingen. Houd er bovendien rekening mee dat een snelle opvolging van wedstrijden ook beschouwd moet worden als zeer intensieve trainingen. Anderzijds zal een renner die constant traint met als doel een constant niveau te halen over gans het seizoen – zoals dat meestal het geval is voor een junior of belofte – niet die absolute vormpiek behalen dan iemand die ‘piekt’. Hij rijdt eerder gans het seizoen op 95% daar waar de renner die piekt een bepaalde periode bij wijze van spreken aan 105% lijkt te rijden. Om echt die overdrive te bereiken moet je je lichaam die impuls geven die het niet gewend is. Korte intervaltrainingen net voor de belangrijkste wedstrijdperiode van het jaar maken dat een renner zijn lichaam die impuls geeft. Wanneer er zeer intensief getraind wordt, is het vanzelfsprekend dat het volume daalt. Vergeet niet dat ‘pieken’ geen evidentie is. Een renner moet zijn lichaam perfect kennen. Kent een junior of belofte zijn lichaam al zo perfect dat hij het zich kan veroorloven één bepaalde wedstrijdperiode uit te kiezen zonder met zijn gezicht tegen de muur te botsen?

  • Lichaam

Lactaat of melkzuur: de misvattingen

03Een van de moeilijkste zaken waarmee wetenschappers en trainers geconfronteerd worden is uit te leggen wat er bij een inspanning allemaal gebeurt in het lichaam. Door het ‘versimpelen’ van de uitleg ontstaan er misvattingen, zeker als lactaat of melkzuur het onderwerp van gesprek is.

Zeggen dat lactaat of melkzuur de oorzaak is van vermoeide spieren is een gemakkelijke uitleg bij een complexe theorie over de energiesystemen in het lichaam. Omdat de lactaatwaarde verhoogt wanneer de intensiteit van de inspanning verhoogt en omdat een verhoogde intensiteit gepaard gaat met een verhoogd vermoeidheidsgevoel wordt te gemakkelijk afgeleid dat lactaat de vermoeidheid veroorzaakt. Als je dezelfde redenering zou volgen kan je ook zeggen dat een verhoogde hartslag vermoeidheid veroorzaakt. Dat verband wordt minder snel verondersteld omdat er meer geweten is over hartslag tijdens inspanningen. Zowel de hartslag en de vermoeidheid verhogen bij een toenemende intensiteit, maar we weten dat louter die hartslagverhoging de vermoeidheid niet veroorzaakt. Zo ook geldt dit voor de lactaatwaarde

Laten we eerst een aantal misvattingen op een rijtje zetten:

Misvatting 1: Lactaat veroorzaakt vermoeidheid van de spieren.
Lactaat veroorzaakt de vermoeidheid niet. Het is zelfs een bruikbare en zeer efficiënte energiebron!

Misvatting 2: Melkzuur is hetzelfde als lactaat.
Melkzuur bestaat niet in het bloed. De substantie die wordt aangenomen melkzuur te zijn ontbindt onmiddellijk in lactaat en in hydrogeen. Een lactaatmeter meet de concentratie lactaat in het bloed. Het lichaam verdraagt niet alleen lactaat, maar het verkiest lactaat als energiebron in sommige gevallen zelfs boven glucose (suiker).

Misvatting 3: Het meten van lactaat is betrouwbaar voor het bepalen van prestaties.
Alhoewel de lactaatwaarde geleidelijk verhoogt naarmate de inspanning intensiever wordt, verschilt de mogelijkheid om lactaat als brandstof te gebruiken van persoon tot persoon. Bovendien verandert het bij elke persoon naarmate de getraindheid. De mogelijkheid om lactaat op te nemen als brandstof zorgt er dan weer voor dat de lactaatwaarde bij maximale inspanning ook zeer verschilt van persoon tot persoon. Dit bewijs suggereert dat een vaste lactaatwaarde om de prestatiemogelijkheden van een renner te bepalen (bv. de 2 of 4 mmol lactaatwaarde) geen argument kan en mag zijn om de prestatiemogelijkheden van een renner te bepalen.

Misvatting 4: Het meten van de lactaatwaarde weerspiegelt de opeenstapeling van het biochemisch element H of hydrogeen. Dat H is het vermoeidheidsverhogend element bij inspanningen die niet lang kunnen worden volgehouden.
Lactaat en H worden beiden gevormd bij een anaërobe inspanning. De opeenstapeling van H kan wel bijdragen tot het vermoeidheidsgevoel, maar is niet te beslissende factor.
Om de lactaatwaarde te begrijpen is het van belang om de energiesystemen in het menselijke lichaam te verstaan die ontstaan bij het leveren van een inspanning. Het lichaam levert via verschillende manieren brandstof onder de vorm van ATP aan de spiercellen. Dat ATP zorgt ervoor dat de spieren kunnen samentrekken. De drie energiesystemen zijn het aërobe en het anaërobe systeem en het creatinefosfaat systeem. Het anaërobe proces zorgt voor de vorming van lactaat en H. Lactaat en H gaan hun eigen weg in het bloed. Ze blijven niet gekoppeld. Mocht dat wel het geval zijn dan spraken we over melkzuur. Melkzuur zal je dan ook niet in het bloed terugvinden. Lactaat kan in de cel blijven om energie te leveren of het verlaat de snel om naar actieve en niet actieve cellen getransporteerd te worden waar het op zijn beurt energie levert. De mogelijkheid van een sporter om het lactaat effectief als brandstof te gebruiken hangt af van de aërobe getraindheid van de spieren m.a.w. van de duurtraining waar de spieren op zijn afgesteld. Verder gaat lactaat naar de hersenen en het hart om als brandstof gebruikt te worden en naar de lever waar het wordt omgezet in glucose. De gluconeogenesis is een belangrijke functie van de lever tijdens inspanningen en lactaat is een belangrijke voorloper van dit proces.
Het hydrogeen H dat vrijkomt kan de PH-waarde doen dalen, maar het merendeel van het H wordt gebufferd en simpel uitgeademd door het lichaam in de vorm van CO2. Wanneer de opeenstapeling extreem is dan verstoort het de spiercontracties. Vermoeidheid wordt niet alleen veroorzaakt door de vrijgave van H, maar door een combinatie van verschillende factoren waaronder de opeenstapeling van andere afvalstoffen zoals ammoniak end. Bovendien is het lichaam niet in staat om de spiersamentrekkingen continue te blijven volhouden simpel omdat de spiercellen potasium stelselmatig verliezen.

Om samen te vatten:
Wielrenners denken dat lactaat de basis is van alle kwaad. Dat is niet zo. Lactaat is een belangrijke energiebron voor de cellen. Het is de grootste energiebron voor het aanmaken van glucose in de lever en door de aanpassing van de spieren door gerichte duurtrainingen wordt het meer gebruikt als brandstof in de spiercellen. Net zoals het feit dat renners jaren hebben moeten wennen aan het idee dat rust goed is voor de prestaties, zullen ze moeten accepteren dat lactaat belangrijk is voor het lichaam en dat lactaat op zich niet verantwoordelijk is voor vermoeidheid.

  • Lichaam

Extra vroeg naar bed heel positief

Sporters moeten de week voor een belangrijke wedstrijd elke avond extra vroeg naar bed. Zeven dagen lang twee uur eerder naar bed gaan kan namelijk de prestatie op een spiervolhoudtest verbeteren. Ook als mensen direct daarna een hele nacht lang wakker moeten blijven, presteren ze na een week “voorslapen” beter en voelen ze zich minder vermoeid in vergelijking met hun normale slaapritme.

Soms slapen sporters te weinig, bijvoorbeeld door lange vliegreizen of drukke wedstrijdschema’s. Een slaaptekort kan echter een negatief effect hebben op de prestatie. Het is niet geheel duidelijk wat de verklaring hiervoor is. Het is mogelijk dat sporters zich door slaapgebrek vermoeider voelen, en dat dit gevoel ertoe leidt dat ze zich op een lagere intensiteit inspannen of eerder opgeven. Een andere theorie is dat een tekort aan slaap de aansturing van de spieren hindert. Ook is niet bekend of voorslapen, dus meer dan voldoende slapen voorafgaand aan een verwacht slaaptekort, nuttig is.

Voorslapen verbetert de prestatie

Uit Frans onderzoek blijkt nu dat een week lang extra slapen maakt dat mensen een spiervolhoudtest voor de bovenbeenspieren langer kunnen volhoudp1000921en. Voor deze test moesten ze gemiddeld 12 minuten lang weerstand bieden op 10 tot 15 procent van hun maximale spierkracht. Als de mannen een week lang elke dag om negen uur in plaats van om elf uur ’s avonds naar bed gingen, bleek dat ze de test ongeveer een minuut langer volhielden. Dit kwam neer op een prestatieverbetering van ongeveer 8 procent. Ook nadat de mannen een hele nacht wakker waren gehouden, presteerden ze dankzij de extra slaap beter, en voelden ze zich minder vermoeid.

Pierrick Arnal en collega’s waren benieuwd of de verbetering in spiervolhoudtijd een gevolg was van een verslechterde spieraansturing door slaaptekort. Als ze de spieren van buitenaf stimuleerden, was er echter geen effect van meer of minder slaap waar te nemen. De onderzoekers concludeerden daarom dat de verbeterde prestatie vooral te danken was aan het feit dat de mannen zich minder vermoeid voelden als zij vooraf extra geslapen hadden.

Conclusie

Mensen blijken een bepaalde inspanning langer vol te kunnen houden als zij zich minder vermoeid voelen. Hun gevoel van vermoeidheid is te beïnvloeden door ze van tevoren meer dan voldoende te laten slapen. Deze studie is weliswaar niet bij sporters uitgevoerd, maar het is waarschijnlijk dat ook sporters baat hebben bij veel slapen voorafgaand aan een periode van verwacht slaaptekort. Hoewel een volhoudtest niet vergelijkbaar is met de meeste sportprestaties, is het goed mogelijk dat een vermindering in het gevoel van vemoeidheid ook bij sporters een positief effect heeft op de prestatie.

Bron: topsporttopics.nl

  • Training

Overtraining

Hoei - wielrennen - cycling - radsport - cyclisme - Waalse Pijl - Fleche Wallone - sfeer illustratie uitgeput vermoeidheid - foto Wessel van Keuk/Cor Vos ©2007

Overtraining is een vorm van chronische vermoeidheid bij sporters door het te weinig inlassen van recuperatieperiodes tussen de trainingen en wedstrijden. Overtraining mag niet verward worden met vermoeidheid. Wanneer je vermoeid bent, moet je het één of twee dagen rustig aandoen en kan je er daarna terug tegenaan gaan. Overtraining kan dan ook gezien worden als het gedurende een lange tijd negeren van vermoeidheidsverschijnselen. Overtraining zal niet opgelost worden door het inlassen van een korte recuperatieperiode van een tweetal dagen. Overtraining heeft een kettingreactie ontwikkeld in het lichaam waarbij spieren en bloedwaarden dermate ontregeld werden dat ze op enkele dagen niet kunnen hersteld worden.

 

 

Overtraining kan veroorzaakt worden door:

– een te snelle toename van de trainingsduur net voor de aanvang van het wielerseizoen
– te vroeg te starten met de intensieve trainingen
– te weinig aandacht te besteden aan de recuperatie
– te hard te rijden bij recuperatietrainingen
– te lange blokken in te lassen bij intervaltrainingen
– teveel wedstrijden achter elkaar te rijden, te snel de trainingen en wedstrijden te hernemen na een ziekte of blessure
– Overtraining kan ook worden veroorzaakt wanneer de renner onder een te grote druk staat of wanneer de renner met andere vormen van stress wordt geconfronteerd zoals bijvoorbeeld examens, een overlijden, vrouw die zwanger is, relatieproblemen, … .
– Ook ontstekingen zoals tandpijn kunnen lijden tot een proces van overtraining wanneer er te laat een behandeling gestart wordt.

 

Het probleem van overtraining is dat het zo snel mogelijk herkend moet worden, maar dat het meestal te laat is voor de renner of trainer gaat beseffen dat er sprake is van overtraining. Er zijn echter een aantal symptomen waaruit men overtraining kan afleiden: dikke benen, hartslag in rust is veel hoger dan normaal, scherpe daling van lichaamsgewicht, niet goed kunnen eten, slecht slapen, gevoel dat je snel vermoeid bent ook buiten de training, gevoel dat je grieperig bent, herstel na trainingen verloopt abnormaal traag, je hartslag loopt zeer snel op tijdens de training maar je kan je maximale hartslag verre van bereiken, geen zin om te trainen.
Vermits overtraining vaak enkel te bepalen is of bepaald wordt wanneer het vaak te laat is, is het zaak om te anticiperen op vermoeidheid. Dit kan door na een etappewedstrijd zeker een drietal dagen enkel recuperatietrainingen in te lassen, na alle drie weken van training één week relatieve rust in te lassen door enkel extensieve trainingen te doen en ook de duur te verminderen, duidelijk aandacht te besteden aan de hartslag, bij infecties of blessures verplichte rust in acht te nemen, door voor een uitgebalanceerde voeding te zorgen zodat je alle vitaminen en aminozuren opneemt, door voldoende koolhydraten te gebruiken tijdens en na zware inspanningen, door regelmatig je bloed te laten onderzoeken.
Aan een bloedonderzoek kan een dokter perfect afleiden of een renner de neiging heeft tot overtraindheid of dat hij zijn trainingen gewoon kan verderzetten. Een verlaagde hematocrietwaarde en hemoglobinewaarde tezamen met een verhoging van de cortisolspiegel en een verlaging van de testosteronspiegel zijn vaak een aanwijzing dat de renner overtraind is. Ook andere waarden zoals de CPK (spierafbraak) kunnen een duidelijke aanwijzing zijn. Ook een te laag ijzer- en/of B12-gehalte kunnen een teken zijn dat het lichaam op weg is zich te overtrainen. Een slecht bloedonderzoek is bij 90% van de gevallen een aanwijzing dat de renner oververmoeid of overtraind is, maar aan de andere kant wil een goede bloeduitslag ook helemaal niet zeggen dat er niets aan de hand is.